21 december, 2007
Meer dan 400 wetenschappers betwisten de beweringen van voormalig Vice-president Al Gore en de Verenigde Naties over de dreiging van de door de mens veroorzaakte mondiale opwarming. Dit staat in het allernieuwste Republikeinse Senaatsrapport.
De wetenschappers – waarvan er vele actief lid zijn of lid waren van het VN Klimaatpanel (IPCC), dat de Nobelprijs voor de Vrede moest delen met meneer Gore voor het onder de aandacht brengen van de klimaatcrisis – werpen twijfel op over de “wetenschappelijke consensus” dat de door de mens veroorzaakte mondiale opwarming onze planeet in gevaar brengt.
De Nederlandse atmosferisch wetenschapper Henk Tennekes – voormalig directeur Wetenschappelijk Onderzoek van het KNMI in De Bilt en een van de onderzoekers die aangehaald worden in het Senaatsrapport – vindt het doemscenario dat Al Gore de wereld opdringt volledig misplaatst.
Senator James Inhofe van Oklahoma, de hoogste Republikein in het Senaatscomité voor milieu en openbare werken, zegt dat het rapport de bewering van Gore ‘dat het debat over is’, afkraakt.
De eindeloze beweringen over een ‘consensus’ over een door de mens veroorzaakte opwarming, wordt met de dag ongeloofwaardiger, aldus Inhofe.
In een nadere beschouwing van het rapport door de zegsman van Al Gore, Kalee Kreider, zegt deze dat 25 of 30 van deze wetenschappers fondsen ontvangen hebben van ExxonMobil.
Gantt Watson, woordvoerder van ExxonMobil, verwerpt deze beschuldiging en zegt dat het bedrijf zich betrokken voelt bij onderwerpen over klimaatverandering en dat het geen wetenschappers betaalt om mondiale opwarmingstheorieën scherp te bekritiseren.
Het in omloop brengen van dit soort compromitterende samenzweringstheorieën is niets meer dan een afleiding van de werkelijke problemen waar de samenleving en industrie zich voor gesteld ziet, aldus Watson. Volgens hem is het een uitdaging hoe te zorgen voor de benodigde energie welke nodig is voor economische en sociale ontwikkelingen en tegelijkertijd de broeikasgasemissies kunnen terugdringen.
Het Republikeinse rapport komt net na de VN-klimaatconferentie op Bali (Indonesië) van afgelopen zaterdag, alwaar de conferentiegangers een plan geadopteerd hebben om binnen twee jaar met onderhandelingen te beginnen over een nieuwe overeenkomst voor verifieerbare maatregelen in de strijd tegen mondiale opwarming.
In het Senaatsrapport zegt de milieuwetenschapper David Schnare, van het U.S. Environmental Protection Agency, dat hij sceptisch was vanwege de conclusies over de oorzaak van de ogenschijnlijke opwarming welke gebaseerd zijn op zeer twijfelachtige gegevens en klimaatmodellen. Uit het oogpunt van politiek zou men zeer terughoudend moeten zijn bij het nemen van extreme maatregelen als de gegevens zeer dubieus zijn, aldus David Schnare.
Onder de honderden andere wetenschappers in het rapport – klimatologen, oceanografen, geologen, glaciologen, natuurkundigen en paleoklimatologen – varieert de uiting van kritiek op de populaire mondiale-opwarmingstheorie. Maar in hun getuigenissen vechten zij het idee aan dat het debat over klimaatverandering ‘gesetteld’ is en ontzenuwen hiermee de bewering als zou het aantal sceptische wetenschappers aan het afnemen zijn.
De auteurs van het rapport verwachten dat enkele wetenschappers hun opmerkingen zullen herroepen onder de intense druk van binnenuit en de publieke opinie, en de mondiale-opwarmingstheorie weer zullen omarmen, aldus een staflid van het comité.
Verschillende wetenschappers uit het rapport zeiden dat veel collega’s hun scepticisme over de door de mens veroorzaakte mondiale opwarming delen, maar zich niet publiekelijk durven uit te spreken uit angst voor represaillemaatregelen.
Atmosferisch wetenschapper Nathan Paldor, professor Dynamische Meteorologie en Fysische Oceanografie aan de Hebreeuwse Universiteit van Jerusalem, zegt in het rapport dat veel collega’s waar hij mee gesproken heeft deze visies delen maar dat het niet in hun vermogen ligt hun scepticisme te publiceren in de wetenschappelijke of publieke media.
Het IPCC telt ongeveer 2500 leden. 53 van hen (niet eens allemaal wetenschappers) hebben in anonimiteit de ‘Samenvatting voor Beleidsmakers’ geschreven, waarop regeringen hun klimaatbeleid baseren. Voorwaar, een ‘evenwichtig’ en doordacht document.
Bron: Sen. James M. Inhofe of Oklahoma, ranking Republican on the Environment and Public Works Committee
zaterdag 22 december 2007
vrijdag 7 december 2007
"IJSBEER STERFT UIT"
Het is gedurende de afgelopen jaren en maanden al vaak van de daken geschreeuwd: “Het ijs op de Noordpool smelt en de ijsbeer zal hierdoor met uitsterven worden bedreigd”. Er waren zelfs berichten in de media die glashard beweerden dat door het smelten van het ijs, de ijsbeer zou verdrinken.
De grafiek hiernaast toont ons het temperatuurverloop op Groenland van 4000 jaar geleden tot heden. Gemeten naar de maatstaven van de klimaatalarmisten, zou de ijsbeer dus al veel eerder uitgestorven moeten zijn!
De grafiek hiernaast toont ons het temperatuurverloop op Groenland van 4000 jaar geleden tot heden. Gemeten naar de maatstaven van de klimaatalarmisten, zou de ijsbeer dus al veel eerder uitgestorven moeten zijn!
Ook toen de temperatuur ruim drie graden hoger lag dan nu, heeft dat de ijsbeer geen schade berokkend. Doemberichten echter leveren 'nieuws' op, en dus hebben goede berichten over de ijsbeer per definitie GEEN nieuwswaarde. Wij zijn door de media al zodanig gehersenspoeld dat we de doemberichten over het klimaat in het algemeen en de ijsbeer in het bijzonder als vaststaande 'feiten' tot ons nemen. Dat we daardoor de fabels en werkelijke feiten niet meer kunnen onderscheiden, zou tot nadenken moeten stemmen, maar helaas... dat station zijn we blijkbaar al lang gepasseerd.
Toch zijn er met de regelmaat van de klok wel degelijk positieve berichten te melden. Daarvoor hoeft men alleen maar te zoeken op het World Wide Web.
De Canadese ijsbeerbioloog, Mitch Taylor, heeft in een rapport aan de U.S. Fish and Wildlive Service geschreven dat de ijsberen zich aanpassen aan hun leefomgeving, en dat ze niet in de verdrukking zullen komen door mondiale opwarming.
Volgens Taylor geeft het aantal ijsberen in het wild geen reden tot paniek:
De Canadese ijsbeerbioloog, Mitch Taylor, heeft in een rapport aan de U.S. Fish and Wildlive Service geschreven dat de ijsberen zich aanpassen aan hun leefomgeving, en dat ze niet in de verdrukking zullen komen door mondiale opwarming.
Volgens Taylor geeft het aantal ijsberen in het wild geen reden tot paniek:
● Van de 13 ijsbeerpopulaties in Canada, zijn er 11 stabiel of nemen in aantal toe.
● Alhoewel er wordt gezegd dat de huidige populatie ijsberen afneemt tot 22.000 á 25.000, waren er een halve eeuw geleden slechts 8.000 tot 10.000 ijsberen.
● De toename sindsdien was het gevolg van jachtbeperkingen.
Wat betreft het verlies aan gewicht van de beren; het wordt mogelijk veroorzaakt doordat de toegenomen populatie wedijvert om dezelfde voedselvoorraad, waaraan, ironisch genoeg, een beetje opwarming een positieve bijdrage zou kunnen leveren:
● Een reductie van de ijsbedekking creëert een betere habitat voor de zeehond, die voor ijsberen het voornaamste voedsel is.
● Op land kan de blauwe bes, die een delicatesse is voor de ijsbeer, wel eens overvloedig toenemen; Taylor zegt dat hij ijsberen heeft gezien die zoveel bessen hadden gegeten dat ze zich waggelend voortbewogen.
“Het leven kan goed zijn,” zegt Taylor, “maar goed nieuws over de ijsberenpopulaties lijkt niet erg welkom te zijn voor de klimaatalarmisten. Het is te gek voor woorden om de verdwijning van de ijsbeer te voorspellen binnen 25 jaar, gebaseerd op door de media ondersteunde hysterie.”
● Alhoewel er wordt gezegd dat de huidige populatie ijsberen afneemt tot 22.000 á 25.000, waren er een halve eeuw geleden slechts 8.000 tot 10.000 ijsberen.
● De toename sindsdien was het gevolg van jachtbeperkingen.
Wat betreft het verlies aan gewicht van de beren; het wordt mogelijk veroorzaakt doordat de toegenomen populatie wedijvert om dezelfde voedselvoorraad, waaraan, ironisch genoeg, een beetje opwarming een positieve bijdrage zou kunnen leveren:
● Een reductie van de ijsbedekking creëert een betere habitat voor de zeehond, die voor ijsberen het voornaamste voedsel is.
● Op land kan de blauwe bes, die een delicatesse is voor de ijsbeer, wel eens overvloedig toenemen; Taylor zegt dat hij ijsberen heeft gezien die zoveel bessen hadden gegeten dat ze zich waggelend voortbewogen.
“Het leven kan goed zijn,” zegt Taylor, “maar goed nieuws over de ijsberenpopulaties lijkt niet erg welkom te zijn voor de klimaatalarmisten. Het is te gek voor woorden om de verdwijning van de ijsbeer te voorspellen binnen 25 jaar, gebaseerd op door de media ondersteunde hysterie.”
Het Kyoto Protocol heeft geen effect
Als het Kyoto Protocol naar de letter uitgevoerd zou worden, worden de geïndustrialiseerde landen (de "Annex 1-landen") verplicht de broeikasgasemissies te reduceren met 5,2%, tot de normen van 1990, voor de periode 2008-2012. Deze 5,2% reductie werd vastgesteld in 1997 en sindsdien is de uitstoot alleen maar toegenomen door de stijgende economische groei in de wereld. Kyoto werd in 1998 door de Verenigde Staten onderschreven door de Clinton-regering (in de persoon van Al Gore), tot grote woede van de Amerikaanse Senaat. In juli 1997 had de Senaat een resolutie aangenomen (met 95 tegen 0!) tégen de Kyoto-overeenstemming, omdat China, India, Brazilië en zo'n 130 ontwikkelingslanden (Annex 2-landen) niet aan deze verplichtingen hoefden te voldoen. Dat is ook de reden waarom het duo Clinton/Gore in die tijd, maar ook de regering Bush, nagelaten hebben om het Kyoto-verdrag ter ondertekening voor te leggen aan de Amerikaanse Senaat.
Zelfs indien alle landen zouden voldoen aan de Kyoto-afspraken, dan zou de voortgaande stijging van broeikasgassen in de atmosfeer slechts enigszins worden vertraagd. Het VN-klimaatpanel (IPCC) heeft berekend dat een wereldwijde emissiedaling van 60 tot 80% nodig is om de CO2 te stabiliseren op het huidige niveau.
China heeft momenteel de V.S. zowat ingehaald als grootste producent van CO2, en zal binnenkort de V.S. achter zich laten. China verdubbelt haar emissies elke 25 jaar sinds de afgelopen 50 jaar en deze stijging zal hoogst waarschijnlijk nog sneller toenemen. Zeker gezien het tempo waarin nieuwe kolencentrales worden bijgebouwd: elke twee weken een nieuwe kolencentrale van 400 MW. China streeft er naar de levensstandaard voor haar bevolking te verhogen en de industrie te moderniseren.
Een eventueel verzoek aan China en andere landen in ontwikkeling, om hun energieverbruik te verminderen en de daarmee samenhangende broeikasgasemissies, zal voor die landen een rem zijn om deze doelstellingen te bereiken. Omgekeerd zal een beperking van emissies in de "Annex 1-landen" een onbillijkheid creëren en resulteren in een economische ramp voor de meeste landen, inclusief die landen welke afhankelijk zijn van de handel met de "Annex 1-landen".
In elk geval zal het klimaateffect van Kyoto (dat in 2012 afloopt) gering zijn. Als men de getallen van het IPCC moet geloven (en welke klimaatalarmist durft dit pretentieuze instituut tegen te spreken?), zal een reductie van de emissies met 5% voor de "Annex 1-landen", de daarmee veronderstelde opwarming van 1,39°C (voorspelt voor 2050), reduceren tot een veronderstelde stijging 1,33°C (Parry et al., 1998). Dat is 0,06°C minder stijging! Een vermindering van de uitstoot met 20% door álle landen (Annex-1 en Annex-2), zou de veronderstelde temperatuurstijging reduceren tot 1,22°C. Dat is 0,17°C minder stijging! Een drastische reductie door alle landen met 30% (zes maal de Kyoto-normen!), zou de veronderstelde temperatuurstijging reduceren tot 'slechts'1,19°C (dat is 0,2°C minder stijging!) en daarmee een groot deel van de wereldeconomie in een recessie storten.
Inmiddels is al wel duidelijk dat geen enkel "Annex 1-land" zijn Kyoto-doelstelling zal halen. De broeikasemissies nemen overal toe als gevolg van econimische ontwikkelingen.
Op het Indonesische vakantie-eiland Bali zijn enkele duizenden politici, milieuactivisten, journalisten, NGO's en wetenschappers (waaronder zo'n 150 klimatologen), neergestreken om over een vervolg van het Kyoto Protocol (na 2012) te praten. En onder de aanwezige klimatologen bestaat er geen consensus over de beschuldiging dat de mens verantwoordelijk is voor de zestiende graad temperatuurstijging in de afgelopen eeuw.
Ondertussen gaat het wereldwijde klimaat haar soevereine gang, waarbij het warmste jaar van de afgelopen decennia (het El Niño-jaar 1998) al weer zo'n 9 jaar achter ons ligt. Sindsdien is de gemiddelde temperatuur enkele tienden van een graad gedaald (zie grafiek boven), ondanks de toename van de CO2-uitstoot. Deze stijging en daling van de gemiddelde temperatuur loopt in de pas met de toe- en afname van de activiteiten van onze zon.
In onze almachtige onwetendheid over het klimaat hebben we voor alles een oorzaak verzonnen en een oplossing klaarliggen. We hebben met alles rekening gehouden, maar we zijn echter vergeten omhoog te kijken naar onze zon. Onze ster, de thermonucleaire reactor, die ons niet alleen warmte en licht brengt, maar die het leven op aarde zodanig beïnvloedt, dat men haar gemakshalve maar negeert in de klimaatdiscussie. Deze zon zorgt bij tijd en wijle voor een zeer krachtige zonnewind, die de aanjager is van stormen en orkanen. De zonnewind kan zo krachtig zijn dat satellieten, in een baan om de aarde, vernietigd worden en dat de stroomvoorziening in Canada (maart 1989) voor dagen achtereen kan uitvallen.
Op het eiland Bali zal de zon wel schijnen. Het klimaatcircus reist graag naar warme en aangename vakantieoorden om de aanwezige toehoorders te verwennen. Waarom niet eens een klimaattop houden in Godthåb, hoofdstad van het grootste eiland ter wereld, Groenland? Maar dan wel in de maand februari graag!
Referenties: Marry, M., N. Arnell, R. Nicholls and M. Livermore, 1998: Ädapting te the inevitable". Nature, vol.395,pp 741
woensdag 5 december 2007
"Oxfam vraagt meer geld voor klimaat"
Oxfam Novib wil dat rijke landen veel meer geld steken in het VN-fonds voor klimaatverandering in arme landen. Daar zit nu 67 miljoen dollar in, terwijl er volgens de ontwikkelingsorganisatie elk jaar 50 miljard dollar nodig is.
Arme landen worden het hardst getroffen door de klimaatverandering, terwijl ze daar het minst verantwoordelijk voor zijn, zegt Oxfam Novib.
Op de VN-top op Bali vraagt Oxfam aandacht voor het probleem dat de rijke landen minder geld storten dan ze toezeggen. Volgens Oxfam moeten rijke landen aangeven dat ze “het probleem oprecht willen aanpakken”.
Bron: P121 NOS-Teletekst woensdag 5 december, 2007
COMMENTAAR: "Het probleem" staat hieronder weergegeven!
Arme landen worden het hardst getroffen door de klimaatverandering, terwijl ze daar het minst verantwoordelijk voor zijn, zegt Oxfam Novib.
Op de VN-top op Bali vraagt Oxfam aandacht voor het probleem dat de rijke landen minder geld storten dan ze toezeggen. Volgens Oxfam moeten rijke landen aangeven dat ze “het probleem oprecht willen aanpakken”.
Bron: P121 NOS-Teletekst woensdag 5 december, 2007
COMMENTAAR: "Het probleem" staat hieronder weergegeven!
dinsdag 4 december 2007
"Aantal rampen met weer toegenomen"
Op 26 november jl, kwam de internationale ontwikkelingsorganisatie, Oxfam, met een rapport waaruit moest blijken dat het aantal rampen dat met het weer te maken heeft, de afgelopen twintig jaar is verviervoudigd. In de jaren tachtig waren er jaarlijks 120 weerrampen, nu zijn er dat inmiddels 500, aldus het Oxfam-rapport.
Om de wetenschappelijke integriteit van dit rapport boven water te krijgen, is het aangeboden aan Dr. Madhav Khandekar, die zich heeft gespecialiseerd in onderzoek naar natuurrampen. Hij is voor het VN-Klimaatpanel (IPCC), Expert Reviewer Climate Change 2007. Hij weet dus waarover hij praat.
Dr. Khandekar begint met de opmerking dat hij teleurgesteld is dat het rapport geen grondige analyse heeft gemaakt van de wereldwijde weer- en klimaatrampen over een langere periode, van bijvoorbeeld 75 of 100 jaar, alvorens met dergelijke beweringen te komen. Er bestaat namelijk een grote hoeveelheid literatuur die vraagtekens zet bij de vele onderwerpen betreffende klimaatverandering en het Oxfam-rapport refereert daar in het geheel niet aan. Verder is de kreet “toenemende weersextremen in recente jaren” zeer omstreden en de vele (peer-reviewed) wetenschappelijke rapporten leveren geen overtuigende associatie tussen Mondiale Opwarming/Klimaatverandering en Extreem Weer.
De conclusie van Dr. Khandekar is dat dit rapport zeer waarschijnlijk niet wetenschappelijk gerecenseerd (peer reviewed) is geweest. In ieder geval niet door een geschoold meteoroloog of atmosferisch wetenschapper. De hoofdauteur van dit Oxfam-rapport, John Magrath, is volgens Dr. Khandekar geen expert op het gebied van Weer en Klimaat.
Extreme weersgebeurtenissen doen zich over de gehele Aarde al voor sinds mensenheugenis, met steeds maar weer nagenoeg gelijke frequenties, maar de huidige mediahype over deze extreme weersgebeurtenissen én verbeteringen in de satelliet- en communicatietechnologie, hebben een perceptie gecreëerd van “toenemende extreme weersgebeurtenissen” in recente jaren. Vele extreme weersgebeurtenissen die vijftig jaar geleden plaatsvonden in alle uithoeken van de wereld, zijn nooit gedocumenteerd of gerapporteerd, vandaar deze perceptie.
Verder laat een zorgvuldige analyse van extreme weersgebeurtenissen van de laatste 100 jaar zien dat gedurende de periode 1945-1977, toen de gemiddelde temperatuur op Aarde gestaag daalde, extreme weersgebeurtenissen zich met dezelfde frequentie voordeden als in de huidige tijd. Dus is het incorrect te beweren dat extreme weersgebeurtenissen zijn toegenomen vanwege recente “mondiale opwarming”.
Enkele voorbeelden van extreme weersgebeurtenissen uit de perioden 1945-1977, die een verwoestende uitwerking hebben gehad op de mensheid, maar nooit aangemeld werden als gevolg van Mondiale Opwarming en/of Klimaatverandering:
• Een tropische cycloon in de Noord-Indische Oceaan (13 november 1970) sloeg toe in Bangladesh, hetgeen resulteerde in wereldschokkend dodental van meer dan 200.000 inwoners.
• De zomermoesson van 1961 veroorzaakte de meest ernstigste overstromingen (in 150 jaar) in vele gebieden, steden en dorpen in India en deze ramp trof waarschijnlijk 75 miljoen mensen in het land.
•De zomermoesson van 1972 veroorzaakte een van de meest ernstigste droogtes in India, welke leidde tot een acuut tekort aan voedsel en granen.
• Gedurende een tweedaagse periode in april 1974, werd er in het Midwesten van de VS het hoogst aantal tornado’s ooit opgetekend! (meer dan 200). Meer dan 35 mensen vonden de dood en er was aanzienlijke materiële schade.
• De dodelijkste en meest ernstigste overstroming in Canada deed zich voor in oktober 1954, toen de restanten van de orkaan Hazel zuidelijk Ontario raakte, waarbij 85 mensen verdronken, de meeste in de buitenwijken van Toronto.
Volgens Dr. Khandekar heeft het Oxfam-rapport het over “toenemende” hittegolven, terwijl er niet gerefereerd wordt aan toenemende incidenten van koudegolven in Zuid-Amerika (Peru, Argentinië) en ook in Bangladesh, India en Vietnam. Verscheidene andere gebieden (t.w. oostelijk Canada, Oost-Europa) hebben melding gemaakt van toenemende incidenten met koudweerextremen in recente jaren. Het IPCC en haar ondersteunende documenten geven geen uitleg over de toename van koudweerextremen in verscheidene gebieden op Aarde. Een toename van extreme weersgebeurtenissen in het koude seizoen, maakt blijkbaar deel uit van de natuurlijke klimaatvariabiliteit en NIET van de “door de mens in gang gezette” klimaatverandering, aldus Dr. Madhav L. Khandekar.
Dr. Madhav L. Khandekar is gepensioneerd wetenschapper van Environment Canada.
Hij is tevens IPCC Expert Reviewer 2007 Climate Change en woont in Unionville, Ontario, Canada.
Dr. Madhav L. Khandekar is gespecialiseerd in extreme weersgebeurtenissen. Hij is B.Sc. in Wis- en Natuurkunde, M.Sc. in Statistiek (Pune Universiteit, India) en zowel M.Sc. als Ph.D in Meteorologie aan de Florida State Universiteit.
Het Nederlandse Oxfam-artikel is te lezen op:
http://www.oxfamnovib.nl/id.html?lang=http://www.jrnet.com/n?ch=ONN&ch=onn&id=10582&from=3685
Het volledige rapport (in het Engels) is te vinden op: http://www.oxfamnovib.nl/media/download/Rapporten/WeatherAlertPaper_211107.pdf
Om de wetenschappelijke integriteit van dit rapport boven water te krijgen, is het aangeboden aan Dr. Madhav Khandekar, die zich heeft gespecialiseerd in onderzoek naar natuurrampen. Hij is voor het VN-Klimaatpanel (IPCC), Expert Reviewer Climate Change 2007. Hij weet dus waarover hij praat.
Dr. Khandekar begint met de opmerking dat hij teleurgesteld is dat het rapport geen grondige analyse heeft gemaakt van de wereldwijde weer- en klimaatrampen over een langere periode, van bijvoorbeeld 75 of 100 jaar, alvorens met dergelijke beweringen te komen. Er bestaat namelijk een grote hoeveelheid literatuur die vraagtekens zet bij de vele onderwerpen betreffende klimaatverandering en het Oxfam-rapport refereert daar in het geheel niet aan. Verder is de kreet “toenemende weersextremen in recente jaren” zeer omstreden en de vele (peer-reviewed) wetenschappelijke rapporten leveren geen overtuigende associatie tussen Mondiale Opwarming/Klimaatverandering en Extreem Weer.
De conclusie van Dr. Khandekar is dat dit rapport zeer waarschijnlijk niet wetenschappelijk gerecenseerd (peer reviewed) is geweest. In ieder geval niet door een geschoold meteoroloog of atmosferisch wetenschapper. De hoofdauteur van dit Oxfam-rapport, John Magrath, is volgens Dr. Khandekar geen expert op het gebied van Weer en Klimaat.
Extreme weersgebeurtenissen doen zich over de gehele Aarde al voor sinds mensenheugenis, met steeds maar weer nagenoeg gelijke frequenties, maar de huidige mediahype over deze extreme weersgebeurtenissen én verbeteringen in de satelliet- en communicatietechnologie, hebben een perceptie gecreëerd van “toenemende extreme weersgebeurtenissen” in recente jaren. Vele extreme weersgebeurtenissen die vijftig jaar geleden plaatsvonden in alle uithoeken van de wereld, zijn nooit gedocumenteerd of gerapporteerd, vandaar deze perceptie.
Verder laat een zorgvuldige analyse van extreme weersgebeurtenissen van de laatste 100 jaar zien dat gedurende de periode 1945-1977, toen de gemiddelde temperatuur op Aarde gestaag daalde, extreme weersgebeurtenissen zich met dezelfde frequentie voordeden als in de huidige tijd. Dus is het incorrect te beweren dat extreme weersgebeurtenissen zijn toegenomen vanwege recente “mondiale opwarming”.
Enkele voorbeelden van extreme weersgebeurtenissen uit de perioden 1945-1977, die een verwoestende uitwerking hebben gehad op de mensheid, maar nooit aangemeld werden als gevolg van Mondiale Opwarming en/of Klimaatverandering:
• Een tropische cycloon in de Noord-Indische Oceaan (13 november 1970) sloeg toe in Bangladesh, hetgeen resulteerde in wereldschokkend dodental van meer dan 200.000 inwoners.
• De zomermoesson van 1961 veroorzaakte de meest ernstigste overstromingen (in 150 jaar) in vele gebieden, steden en dorpen in India en deze ramp trof waarschijnlijk 75 miljoen mensen in het land.
•De zomermoesson van 1972 veroorzaakte een van de meest ernstigste droogtes in India, welke leidde tot een acuut tekort aan voedsel en granen.
• Gedurende een tweedaagse periode in april 1974, werd er in het Midwesten van de VS het hoogst aantal tornado’s ooit opgetekend! (meer dan 200). Meer dan 35 mensen vonden de dood en er was aanzienlijke materiële schade.
• De dodelijkste en meest ernstigste overstroming in Canada deed zich voor in oktober 1954, toen de restanten van de orkaan Hazel zuidelijk Ontario raakte, waarbij 85 mensen verdronken, de meeste in de buitenwijken van Toronto.
Volgens Dr. Khandekar heeft het Oxfam-rapport het over “toenemende” hittegolven, terwijl er niet gerefereerd wordt aan toenemende incidenten van koudegolven in Zuid-Amerika (Peru, Argentinië) en ook in Bangladesh, India en Vietnam. Verscheidene andere gebieden (t.w. oostelijk Canada, Oost-Europa) hebben melding gemaakt van toenemende incidenten met koudweerextremen in recente jaren. Het IPCC en haar ondersteunende documenten geven geen uitleg over de toename van koudweerextremen in verscheidene gebieden op Aarde. Een toename van extreme weersgebeurtenissen in het koude seizoen, maakt blijkbaar deel uit van de natuurlijke klimaatvariabiliteit en NIET van de “door de mens in gang gezette” klimaatverandering, aldus Dr. Madhav L. Khandekar.
Dr. Madhav L. Khandekar is gepensioneerd wetenschapper van Environment Canada.
Hij is tevens IPCC Expert Reviewer 2007 Climate Change en woont in Unionville, Ontario, Canada.
Dr. Madhav L. Khandekar is gespecialiseerd in extreme weersgebeurtenissen. Hij is B.Sc. in Wis- en Natuurkunde, M.Sc. in Statistiek (Pune Universiteit, India) en zowel M.Sc. als Ph.D in Meteorologie aan de Florida State Universiteit.
Het Nederlandse Oxfam-artikel is te lezen op:
http://www.oxfamnovib.nl/id.html?lang=http://www.jrnet.com/n?ch=ONN&ch=onn&id=10582&from=3685
Het volledige rapport (in het Engels) is te vinden op: http://www.oxfamnovib.nl/media/download/Rapporten/WeatherAlertPaper_211107.pdf
dinsdag 27 november 2007
Afsmelten Arctisch ijs natuurlijk fenomeen?
Regelmatig worden wij door de media geattendeerd op het zogenaamde afsmelten van de poolkappen. Dit als gevolg van onze enorme honger naar fossiele brandstoffen en de daaruit voortvloeiende uitstoot van broeikasgassen. Niemand schijnt oor te hebben voor de argumenten dat we evengoed met een natuurlijke fenomeen te maken kunnen hebben. Lees onderstaand bericht maar eens door.
"U Weledelachtbaren zult ongetwijfeld kennis genomen hebben van het feit dat een aanzienlijke klimaatverandering, die door ons niet te verklaren is, plaatsgevonden heeft in de gebieden rond de pool, waarbij de hevigheid van de kou, die gedurende eeuwen de zeeën op de hoge noordelijke breedtes door de ijsbarrières ontoegankelijk maakten, gedurende de laatste twee jaar grotendeels afgenomen is. Dit verschaft voldoende bewijs dat nieuwe warmtebronnen zijn geopend en dat geeft ons hoop dat de Arctische wateren deze keer meer toegankelijk zullen zijn dan ze de laatste eeuwen geweest zijn en dat er nu nieuwe ontdekkingen kunnen worden gedaan, niet alleen voor de vooruitgang van de wetenschap, maar ook voor het toekomstige menselijke verkeer en de handel met verre landen".
Dit is geen uitspraak van de een of andere milieuclub, maar van de President van de Royal Society in Londen voor de Britse Admiraliteit, op 20 november, 1817.
(President of the Royal Society, Minutes of Council, Volume 8. pp.149-153, Royal Society, London. 20th November, 1817.)
Onderzeebootmensen die Arctica en de Noordpool al bezoeken sinds 1959, weten dat men gedurende de zomer op en rond de noordpool open water (z.g. polyna's) kan verwachten. De oorzaak van deze polyna's is de constante drift van het ijs, gekoppeld aan de iets hogere temperaturen gedurende de Arctische zomer. De ijskap gedraagt zich als een oceaanstroming, vaak met een snelheid van 1 mph. Het effect van drift en windkracht zorgt ervoor dat het ijs breekt en dat er open water ontstaat.
In mijn eigen, 38 jaar oude Winkler Prins Atlas staat over de Noordpool onder meer het volgende geschreven:
"De Noordelijke IJszee bestaat uit schelfijs en vriest nooit geheel dicht, 3-30m dikke ijsschollen bewegen zich langzaam maar zonder ophouden om de pool. Op de Noordpool komen de wintertemperaturen bijna nooit lager dan -35°C. ‘s Zomers is het er echter 10-12°C".
Niets nieuws onder de Arctische zon dus.
De temperaturen op Antarctica zijn echter zó verschrikkelijk laag (-25°C tot -89°C), dat afsmelten van ijs daar niet aan de orde is.
"U Weledelachtbaren zult ongetwijfeld kennis genomen hebben van het feit dat een aanzienlijke klimaatverandering, die door ons niet te verklaren is, plaatsgevonden heeft in de gebieden rond de pool, waarbij de hevigheid van de kou, die gedurende eeuwen de zeeën op de hoge noordelijke breedtes door de ijsbarrières ontoegankelijk maakten, gedurende de laatste twee jaar grotendeels afgenomen is. Dit verschaft voldoende bewijs dat nieuwe warmtebronnen zijn geopend en dat geeft ons hoop dat de Arctische wateren deze keer meer toegankelijk zullen zijn dan ze de laatste eeuwen geweest zijn en dat er nu nieuwe ontdekkingen kunnen worden gedaan, niet alleen voor de vooruitgang van de wetenschap, maar ook voor het toekomstige menselijke verkeer en de handel met verre landen".
Dit is geen uitspraak van de een of andere milieuclub, maar van de President van de Royal Society in Londen voor de Britse Admiraliteit, op 20 november, 1817.
(President of the Royal Society, Minutes of Council, Volume 8. pp.149-153, Royal Society, London. 20th November, 1817.)
Onderzeebootmensen die Arctica en de Noordpool al bezoeken sinds 1959, weten dat men gedurende de zomer op en rond de noordpool open water (z.g. polyna's) kan verwachten. De oorzaak van deze polyna's is de constante drift van het ijs, gekoppeld aan de iets hogere temperaturen gedurende de Arctische zomer. De ijskap gedraagt zich als een oceaanstroming, vaak met een snelheid van 1 mph. Het effect van drift en windkracht zorgt ervoor dat het ijs breekt en dat er open water ontstaat.
In mijn eigen, 38 jaar oude Winkler Prins Atlas staat over de Noordpool onder meer het volgende geschreven:
"De Noordelijke IJszee bestaat uit schelfijs en vriest nooit geheel dicht, 3-30m dikke ijsschollen bewegen zich langzaam maar zonder ophouden om de pool. Op de Noordpool komen de wintertemperaturen bijna nooit lager dan -35°C. ‘s Zomers is het er echter 10-12°C".
Niets nieuws onder de Arctische zon dus.
De temperaturen op Antarctica zijn echter zó verschrikkelijk laag (-25°C tot -89°C), dat afsmelten van ijs daar niet aan de orde is.
Warmer weer, minder doden
Wat zal er de komende eeuw gaan gebeuren met temperaturen die stijgen? Het standaardverhaal is dat onze wereld er dan niet plezieriger op wordt. Beroemd is de uitspraak van de wetenschappelijk adviseur van de Britse regering, Sir David King, die voorzag dat, als we niets doen tegen de mondiale opwarming, Antarctica het enige bewoonbare continent ter wereld zal zijn tegen het einde van deze eeuw.
Bijna alle discussies over de toekomstige gevolgen van mondiale opwarming gebruiken de hittegolf van 2003 in Europa als hét grote voorbeeld. Volgens Al Gore zien we nu al de hittegolven waarvan wetenschappers zeggen dat die veel vaker voor zullen komen als we de mondiale opwarming niet aanpakken. Volgens Gore werd Europa in 2003 getroffen door een grote hittegolf, die 35.000 mensen het leven kostten.
Voor bijna elke locatie ter wereld bestaat er een “optimale” temperatuur, waarbij het dodental het laagst is. Boven of onder deze optimale temperatuur, dus kouder of warmer, neemt het dodental toe. Wat de optimale temperatuur is, is een andere kwestie. Als u in Helsinki woont, is uw optimale temperatuur ongeveer 15°C, terwijl u zich in Athene het beste voelt bij 24°C. Een opmerkelijk punt is dat de beste temperatuur typerend ongeveer gelijk is aan de gemiddelde zomertemperatuur. Dus de actuele temperatuur zal niet vaak boven de optimale temperatuur uitkomen, doch zeer vaak zal die er onder liggen. In Helsinki wordt de optimale temperatuur slechts op 18 dagen per jaar overschreden, terwijl die daar gedurende 312 dagen per jaar onder ligt. Onderzoek toont aan dat alhoewel er 298 mensen extra overlijden als gevolg van warmte in Helsinki, er 1655 overlijden als gevolg van de kou.
Het mag niet verbazingwekkend zijn dat de koude de nodige tol eist in Finland, maar hetzelfde geldt voor Athene. Ofschoon de absolute temperatuur in Athene veel hoger ligt dan in Helsinki, komt de temperatuur slechts gedurende 63 dagen per jaar boven de optimale temperatuur uit, terwijl deze op 251 dagen per jaar eronder ligt. Opnieuw, het dodental als gevolg van buitensporige hitte ligt in Athene rond de 1376 per jaar, terwijl het dodental door extreme kou er rond de 7852 ligt.
Deze reeks statistieken leidt ons naar de conclusie dat, binnen redelijke limieten, mondiale opwarming feitelijk resulteert in minder doden.
De hittegolf in Europa in het begin van augustus 2003 was in meerdere opzichten buitengewoon. Het was een catastrofe van hartverscheurende proporties. Met meer dan 3500 doden alleen al in Parijs, overleden er in Frankrijk bijna 15.000 mensen als gevolg van de hittegolf. Nog eens 7000 overleden er in Duitsland, 8000 in Spanje en Italië en 2000 in het Verenigd Koninkrijk: Het dodental steeg tot meer dan 35.000.
De milieugroepering Earth Policy Institute (EPI), die als eerste het totaal aantal doden als gevolg van die hittegolf vaststelde, vertelt ons dat we ons bewust moeten zijn van het feit dat de omvang van deze tragedie noopt tot maatregelen om de uitstoot van koolstofemissies drastisch te verminderen. Voor de vele miljoenen die geleden hebben onder deze record hittegolf en de nabestaanden van hen die er aan zijn overleden, is het terugdringen van koolstofemissies een dringende, persoonlijke kwestie geworden, aldus EPI.
Dergelijke rapporten voeden de publieke beeldvorming dat de hittegolf een echte indicator is geworden van mondiale opwarming. Maar groepswijsheid kan soms ook wel eens de plank misslaan. Een recent wetenschappelijk artikel heeft deze theorie gecontroleerd en komt tot de conclusie dat ofschoon de omstandigheden ongewoon waren, er sinds 1979 gelijkwaardige of zelfs nog warmere afwijkingen zich hebben voorgedaan.
Bovendien, hoewel 35.000 doden en verschrikkelijk groot aantal is, moeten alle doden in principe op dezelfde wijze aan de orde worden gesteld. Toch gebeurt dit niet. Wanneer er 2000 mensen in het Verenigd Koninkrijk overlijden aan de hitte, wordt een publiekelijke verontwaardiging geuit die nog steeds naklinkt. De BBC heeft recentelijk echter een soortgelijk verhaal naar buiten gebracht waarin verteld wordt dat het dodental als gevolg van de koude in Engeland en Wales gedurende de laatste jaren elke winter zo rond de 25.000 ligt. Laconiek werd er nog aan toegevoegd dat de winters van 1998-2000 elk jaar ongeveer 47.000 doden opleverden.
Het is opmerkelijk dat een enkele episode met hittedoden van rond de 35.000 uit vele landen iedereen overstuur maakt, terwijl 25.000 tot 50.000 koudedoden in een jaar in één land bijna onopgemerkt blijft.
In Europa als geheel overlijden er elk jaar als gevolg van extreme hitte ongeveer 200.000 mensen. Er overlijden echter jaarlijks ongeveer 1.500.000 Europeanen aan extreme koude, meer dan 400 keer het aantal hittedoden van 2003. Dat we zo gemakkelijk deze doden negeren en zo gemakkelijk de doden omarmen die veroorzaakt werden door mondiale opwarming, vertelt ons iets over de algehele inzinking van ons gevoel voor evenredigheid.
Hoe zullen de verhoudingen tussen hitte- en koudedoden in de komende eeuw veranderen? Laten op dit moment eens – zeer onrealistisch – aannemen dat we ons in het geheel niet aanpassen aan een toekomstige hitteperiode. Toch concludeert het grootste Europese koude en hitte-onderzoek ooit gedaan, dat bij een stijging 2°C, “…onze gegevens suggereren dat elke toename in sterfte veroorzaakt door stijgende temperaturen, veruit gecompenseerd wordt door een nog grotere afname in koudegerelateerde sterfgevallen”. Voor Groot-Brittannië wordt geschat dat een stijging van 2°C, 2000 meer hittedoden oplevert, maar 20.000 minder koudedoden.
Een artikel dat probeert alle onderzoeken te bevatten over dit onderwerp en deze toepast op een brede variëteit van achtergronden en ontwikkelingen in de wereld, komt tot de conclusie dat “mondiale opwarming een daling van sterfgevallen kan veroorzaken, speciaal die van hart- en vaatziekten”.
Uit: “Hotter weather, fewer deaths”, door Björn Lomborg
Gepubliceerd in de National Post, Canada, op 31 0ktober, 2007
Bijna alle discussies over de toekomstige gevolgen van mondiale opwarming gebruiken de hittegolf van 2003 in Europa als hét grote voorbeeld. Volgens Al Gore zien we nu al de hittegolven waarvan wetenschappers zeggen dat die veel vaker voor zullen komen als we de mondiale opwarming niet aanpakken. Volgens Gore werd Europa in 2003 getroffen door een grote hittegolf, die 35.000 mensen het leven kostten.
Voor bijna elke locatie ter wereld bestaat er een “optimale” temperatuur, waarbij het dodental het laagst is. Boven of onder deze optimale temperatuur, dus kouder of warmer, neemt het dodental toe. Wat de optimale temperatuur is, is een andere kwestie. Als u in Helsinki woont, is uw optimale temperatuur ongeveer 15°C, terwijl u zich in Athene het beste voelt bij 24°C. Een opmerkelijk punt is dat de beste temperatuur typerend ongeveer gelijk is aan de gemiddelde zomertemperatuur. Dus de actuele temperatuur zal niet vaak boven de optimale temperatuur uitkomen, doch zeer vaak zal die er onder liggen. In Helsinki wordt de optimale temperatuur slechts op 18 dagen per jaar overschreden, terwijl die daar gedurende 312 dagen per jaar onder ligt. Onderzoek toont aan dat alhoewel er 298 mensen extra overlijden als gevolg van warmte in Helsinki, er 1655 overlijden als gevolg van de kou.
Het mag niet verbazingwekkend zijn dat de koude de nodige tol eist in Finland, maar hetzelfde geldt voor Athene. Ofschoon de absolute temperatuur in Athene veel hoger ligt dan in Helsinki, komt de temperatuur slechts gedurende 63 dagen per jaar boven de optimale temperatuur uit, terwijl deze op 251 dagen per jaar eronder ligt. Opnieuw, het dodental als gevolg van buitensporige hitte ligt in Athene rond de 1376 per jaar, terwijl het dodental door extreme kou er rond de 7852 ligt.
Deze reeks statistieken leidt ons naar de conclusie dat, binnen redelijke limieten, mondiale opwarming feitelijk resulteert in minder doden.
De hittegolf in Europa in het begin van augustus 2003 was in meerdere opzichten buitengewoon. Het was een catastrofe van hartverscheurende proporties. Met meer dan 3500 doden alleen al in Parijs, overleden er in Frankrijk bijna 15.000 mensen als gevolg van de hittegolf. Nog eens 7000 overleden er in Duitsland, 8000 in Spanje en Italië en 2000 in het Verenigd Koninkrijk: Het dodental steeg tot meer dan 35.000.
De milieugroepering Earth Policy Institute (EPI), die als eerste het totaal aantal doden als gevolg van die hittegolf vaststelde, vertelt ons dat we ons bewust moeten zijn van het feit dat de omvang van deze tragedie noopt tot maatregelen om de uitstoot van koolstofemissies drastisch te verminderen. Voor de vele miljoenen die geleden hebben onder deze record hittegolf en de nabestaanden van hen die er aan zijn overleden, is het terugdringen van koolstofemissies een dringende, persoonlijke kwestie geworden, aldus EPI.
Dergelijke rapporten voeden de publieke beeldvorming dat de hittegolf een echte indicator is geworden van mondiale opwarming. Maar groepswijsheid kan soms ook wel eens de plank misslaan. Een recent wetenschappelijk artikel heeft deze theorie gecontroleerd en komt tot de conclusie dat ofschoon de omstandigheden ongewoon waren, er sinds 1979 gelijkwaardige of zelfs nog warmere afwijkingen zich hebben voorgedaan.
Bovendien, hoewel 35.000 doden en verschrikkelijk groot aantal is, moeten alle doden in principe op dezelfde wijze aan de orde worden gesteld. Toch gebeurt dit niet. Wanneer er 2000 mensen in het Verenigd Koninkrijk overlijden aan de hitte, wordt een publiekelijke verontwaardiging geuit die nog steeds naklinkt. De BBC heeft recentelijk echter een soortgelijk verhaal naar buiten gebracht waarin verteld wordt dat het dodental als gevolg van de koude in Engeland en Wales gedurende de laatste jaren elke winter zo rond de 25.000 ligt. Laconiek werd er nog aan toegevoegd dat de winters van 1998-2000 elk jaar ongeveer 47.000 doden opleverden.
Het is opmerkelijk dat een enkele episode met hittedoden van rond de 35.000 uit vele landen iedereen overstuur maakt, terwijl 25.000 tot 50.000 koudedoden in een jaar in één land bijna onopgemerkt blijft.
In Europa als geheel overlijden er elk jaar als gevolg van extreme hitte ongeveer 200.000 mensen. Er overlijden echter jaarlijks ongeveer 1.500.000 Europeanen aan extreme koude, meer dan 400 keer het aantal hittedoden van 2003. Dat we zo gemakkelijk deze doden negeren en zo gemakkelijk de doden omarmen die veroorzaakt werden door mondiale opwarming, vertelt ons iets over de algehele inzinking van ons gevoel voor evenredigheid.
Hoe zullen de verhoudingen tussen hitte- en koudedoden in de komende eeuw veranderen? Laten op dit moment eens – zeer onrealistisch – aannemen dat we ons in het geheel niet aanpassen aan een toekomstige hitteperiode. Toch concludeert het grootste Europese koude en hitte-onderzoek ooit gedaan, dat bij een stijging 2°C, “…onze gegevens suggereren dat elke toename in sterfte veroorzaakt door stijgende temperaturen, veruit gecompenseerd wordt door een nog grotere afname in koudegerelateerde sterfgevallen”. Voor Groot-Brittannië wordt geschat dat een stijging van 2°C, 2000 meer hittedoden oplevert, maar 20.000 minder koudedoden.
Een artikel dat probeert alle onderzoeken te bevatten over dit onderwerp en deze toepast op een brede variëteit van achtergronden en ontwikkelingen in de wereld, komt tot de conclusie dat “mondiale opwarming een daling van sterfgevallen kan veroorzaken, speciaal die van hart- en vaatziekten”.
Uit: “Hotter weather, fewer deaths”, door Björn Lomborg
Gepubliceerd in de National Post, Canada, op 31 0ktober, 2007
Premier Harper noemt Kyoto een vergissing
25 november, 2007
Tijdens een Gemenebest-top afgelopen zondag bestempelde de Canadese Premier Harper het Kyoto-akkoord openlijk als een vergissing die de wereld nooit meer moet herhalen. De premier karakteriseerde het verdrag over klimaatverandering als een gebrekkig document en voegde er aan toe dat Canada geen steun zal verlenen aan de totstandkoming van een nieuw verdrag dat dit soort rampzalige gebreken in zich heeft.
Harper zei dat de grootste fout van Kyoto, de harde bindende afspraken zijn voor drie dozijn landen, waarbij de rest van de wereld buiten schot blijft, inclusief enkele van ’s werelds grootste vervuilers, zoals de VS, China en India. Canada zal dus tijdens de sleutelonderhandelingen over een eventueel post-Kyoto-verdrag volgende maand, een simpel standpunt innemen: alle grote vervuilers doen mee, of er komt geen verdrag.
Bron: The Canadian Press
Tijdens een Gemenebest-top afgelopen zondag bestempelde de Canadese Premier Harper het Kyoto-akkoord openlijk als een vergissing die de wereld nooit meer moet herhalen. De premier karakteriseerde het verdrag over klimaatverandering als een gebrekkig document en voegde er aan toe dat Canada geen steun zal verlenen aan de totstandkoming van een nieuw verdrag dat dit soort rampzalige gebreken in zich heeft.
Harper zei dat de grootste fout van Kyoto, de harde bindende afspraken zijn voor drie dozijn landen, waarbij de rest van de wereld buiten schot blijft, inclusief enkele van ’s werelds grootste vervuilers, zoals de VS, China en India. Canada zal dus tijdens de sleutelonderhandelingen over een eventueel post-Kyoto-verdrag volgende maand, een simpel standpunt innemen: alle grote vervuilers doen mee, of er komt geen verdrag.
Bron: The Canadian Press
maandag 26 november 2007
De olie raakt op! Waar of niet waar?
Wij horen vaak dat de fossiele brandstoffen opraken, dat er nog maar voor enkele decennia olie en gas is, en dat alternatieve brandstofbronnen, zoals biobrandstof, wind- en zonenergie, in onze toekomstige energiebehoeften zullen moeten voorzien.
Wat dit laatste betreft kunnen we vaststellen dat deze alternatieve mogelijkheden een illusie zijn en dat onze generatie nooit meer dan 5 % van deze alternatieve voorzieningen zal “profiteren”. Kernenergie en steenkool zullen in de komende 30 jaar de enige alternatieven zijn om onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verkleinen.
Er is echter geen sprake van een olietekort in de komende decennia of zelfs eeuw(en). Wat wij vernemen als ‘hearsay’ is hetzelfde doemscenario wat het aardse klimaat betreft. Herhaal iets maar lang genoeg en de mensheid zal iets als een consensus aanvaarden, zonder zich af te vragen of zich te vergewissen waarop deze uitspraken zijn gebaseerd. Neem de beweerde consensus die de opwarming van de aarde verkondigt, terwijl weersatellieten een geringe daling van de temperatuur aantonen gedurende de laatste 9 jaar, evenals 1200 gerenommeerde weerstations aan het aardoppervlak. Wie bepaalt of er een consensus is en waar zijn de bewijzen en feiten? Onder het motto ‘slecht nieuws is nieuws’ en ‘goed nieuws is geen nieuws’ hebben de media een fatale invloed op het publieke bewustzijn.
Er zijn momenteel meer dan 40.000 producerende olievelden in de wereld, waarvan 1500 ‘giant fields’, d.w.z . velden met een dagelijkse productie van meer dan 100.000 barrels en een aangetoonde potentiële reserve van meer dan 500 miljard barrels. Slechts enkele van deze ‘giants’ hebben hun piek (maximum productie) bereikt en tonen een dalende productietrend.
Nieuwe olievelden worden voortdurend aangeboord. Enkele voorbeelden van recente ‘oil discoveries’ zijn: de Golf van Mexico (71 miljard barrels); West Afrika (85 miljard barrels); Zuid-Chinese Zee (300 miljard barrels); Cantarell in Mexico, een nieuw veld met 1 miljoen barrels per dag; Brazilie met Marlin ( 530.000 barrels/dag ) en Tupi- field met 8 miljard barrels reserves; Noorwegen met Drangen ( 215.000 barrels/dag); Iran (Azadegan, 6 miljoen barrels/dag, maar nog niet in productie). Saoedi Arabië heeft 70 grote en kleine nieuwe olievelden die nog niet in productie zijn genomen, omwille van zowel politieke als economische redenen. Dikwijls wordt de olieproductie uitgesteld vanwege de bouw van pijpleidingen en pompstations, om olietransport uit meerdere velden te coördineren.
Irak dat een potentieel heeft dat bijna gelijk is aan Saoedi Arabië, produceert vanwege de oorlogen slechts voor een fractie (15–20 %) van zijn capaciteit. Irak heeft grote reserves die nog niet in productie zijn. Onder andere West-Qumafield (15 miljard barrels); Nahr Umar (500.000 barrels/dag); Majnoon field (600.000 barrels/dag). Algerije heeft twee recente discoveries: Ourhoud en Ghadames. Neem Iran met Azadegan (reserves 7 miljard barrels), productie is nog niet begonnen. Diepzeeboringen die met de goedkope olie ($ 20-$50/barrel) financieel niet interessant waren, worden nu opeens door de hogere olieprijs wel economisch interessant, zoals in de Golf van Mexico, met waterdiepten van 1700–4000 meter.
Als speciaal voorbeeld wil ik het Hassi Messaoud-olieveld noemen in Algerije, waar ik persoonlijk nauw bij betrokken ben geweest. Dit veld werd in 1956 ontdekt door Independex S.A., de exploratiemaatschappij waar ik als geofysicus in Algerije voor werkte, onder contract van de Franse oliemaatschappij SN Repal. Later in mijn functie als directeur-général adj. (1966-1978), vormde ik in 1966 een ‘joint-venture’-exploratiemaatschappij (ALGEO), met Sonatrach, de staatsoliemaatschappij (51 % Sonatrach, 49 % Teledyne).
Hassi Messaoud heeft sinds 1956 zo’n 40 miljard barrels geproduceerd, naar schatting 14 % van de totale reserves. Het produceert gemiddeld 500.000 barrels/ dag en de productie zal naar 700.000 barrels worden opgevoerd. Naar verwacht zal Hassi Messaoud tot 2080 deze productie kunnen handhaven. Ik heb in het verleden persoonlijk reservoirstudies in Algerije uitgevoerd en onderschrijf deze verwachting.
Inmiddels zijn er in Algerije nieuwe velden ontdekt, zoals Hassi Berkini (300.000 barrels/dag); Ourhoud (230.000 barrels/dag), Ghadames (300.000 barrels/dag) en is olie-exploratie door nieuwe concessiehouders aan het toenemen.
Meer recent nieuws is dat Algerije plannen heeft voor een 700.000.000 barrels ‘oil development’ programma met CEPSA (Spanje).
Ik kan nog even doorgaan met verscheidene nieuwe grote en kleinere olie en gas ‘discoveries’ in Rusland, China, Zuid-Amerika en West-Afrika, maar de omvang van deze activiteiten zijn vele malen groter dan tot nu toe is gepubliceerd. Behalve de nog steeds producerende ‘giants’ zijn of worden voortdurend nieuwe velden aangeboord, die gedeeltelijk reeds in productie zijn of voor politiek of economisch gewin ‘achter de hand‘ worden gehouden.
Zoals ik reeds opmerkte, is er geen enkele reden om aan te nemen dat de huidige olievelden binnen 30-50 jaar niet langer zullen produceren. Vele van de ‘giants’ produceren al meer dan 50 jaar en tonen geen enkele indicatie dat zij hun piek hebben bereikt.
Een geheel andere mogelijkheid voor aanvullende olieproductie is de ‘secondaire recovery technique ‘, (secundaire herwinningstechniek). Het is algemeen bekend dat na het wegvallen van hoge druk en onvoldoende ‘lift’, doormiddel van pompen (ja-knikkers), olievelden worden ‘geplugged’ (afgesloten). Maar het is ook een bekend feit dat er dan nog 50-60 % van de olie in het reservoir is achtergebleven. Nu kan men doormiddel van ‘secondaire recovery technieken’, zoals water-injectie, stoom-injectie, en gas-injectie, de achtergebleven olie naar boven brengen. Dit is met de goedkope olie ($10- $40/barrel) zelden een optie geweest. Maar nu met een olieprijs van rond $100/barrel wordt dit een geheel ander geval. Er is geen dure exploratie nodig, de locatie is immers bekend, terwijl een hoeveelheid olie, gelijk aan de olie productie van de afgelopen 50-70 jaar, nog in het reservoir aanwezig is. Met reeds bestaande technieken kan deze olie worden geproduceerd, wel tegen een hogere prijs dan de oorspronkelijke, maar zeer zeker voor minder dan de helft van de huidige olieprijs van $100/barrel. Dit is een optie die wellicht de aandacht verdiend!
Al deze mogelijkheden, en ik spreek dan nog niet van de enorme gasvelden in Rusland, de oil-shale en oil-sands in Canada en Venezuela (triljoenen barrels), de geruchten over olie op de Noordpool, en de velden in Alaska en offshore Californie, die vanwege ecologische reden nog niet mogen worden geëxploiteerd. Alles tezamen een garantie voor olieproductie voldoende voor enkele honderden jaren, zelfs met een toename van het olieverbruik door landen zoals China en India.
De vraag of de huidige extreem hoge olieprijs gerechtvaardigd is? Neen, en nog eens neen. Ik heb geen bewijs, maar ga er wel vanuit dat OPEC en de oliemaatschappijen, wat de extreme hoge olieprijs betreft, onder één hoedje spelen! Onze Premier verwijt auteurs van een boek betreffende het koningshuis, eenzijdigheid, maar waarom wel eenzijdigheid door onze regering op het gebied van het klimaatgebeuren, waarbij sceptische wetenschappers worden genegeerd? Hetzelfde geldt voor de oliereserves en alternatieve energiebronnen die eenzijdig worden belicht.
Wij hebben ruim de tijd om ons op alternatieve energiebronnen te concentreren, zonder in paniek te geraken. Met mijn 40 jaar ervaring in olie– en gasexploratie, en expertise op het gebied van reservoir-engineering, durf ik dit te garanderen.
Adriaan Broere
Geofysicus
Wat dit laatste betreft kunnen we vaststellen dat deze alternatieve mogelijkheden een illusie zijn en dat onze generatie nooit meer dan 5 % van deze alternatieve voorzieningen zal “profiteren”. Kernenergie en steenkool zullen in de komende 30 jaar de enige alternatieven zijn om onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verkleinen.
Er is echter geen sprake van een olietekort in de komende decennia of zelfs eeuw(en). Wat wij vernemen als ‘hearsay’ is hetzelfde doemscenario wat het aardse klimaat betreft. Herhaal iets maar lang genoeg en de mensheid zal iets als een consensus aanvaarden, zonder zich af te vragen of zich te vergewissen waarop deze uitspraken zijn gebaseerd. Neem de beweerde consensus die de opwarming van de aarde verkondigt, terwijl weersatellieten een geringe daling van de temperatuur aantonen gedurende de laatste 9 jaar, evenals 1200 gerenommeerde weerstations aan het aardoppervlak. Wie bepaalt of er een consensus is en waar zijn de bewijzen en feiten? Onder het motto ‘slecht nieuws is nieuws’ en ‘goed nieuws is geen nieuws’ hebben de media een fatale invloed op het publieke bewustzijn.
Er zijn momenteel meer dan 40.000 producerende olievelden in de wereld, waarvan 1500 ‘giant fields’, d.w.z . velden met een dagelijkse productie van meer dan 100.000 barrels en een aangetoonde potentiële reserve van meer dan 500 miljard barrels. Slechts enkele van deze ‘giants’ hebben hun piek (maximum productie) bereikt en tonen een dalende productietrend.
Nieuwe olievelden worden voortdurend aangeboord. Enkele voorbeelden van recente ‘oil discoveries’ zijn: de Golf van Mexico (71 miljard barrels); West Afrika (85 miljard barrels); Zuid-Chinese Zee (300 miljard barrels); Cantarell in Mexico, een nieuw veld met 1 miljoen barrels per dag; Brazilie met Marlin ( 530.000 barrels/dag ) en Tupi- field met 8 miljard barrels reserves; Noorwegen met Drangen ( 215.000 barrels/dag); Iran (Azadegan, 6 miljoen barrels/dag, maar nog niet in productie). Saoedi Arabië heeft 70 grote en kleine nieuwe olievelden die nog niet in productie zijn genomen, omwille van zowel politieke als economische redenen. Dikwijls wordt de olieproductie uitgesteld vanwege de bouw van pijpleidingen en pompstations, om olietransport uit meerdere velden te coördineren.
Irak dat een potentieel heeft dat bijna gelijk is aan Saoedi Arabië, produceert vanwege de oorlogen slechts voor een fractie (15–20 %) van zijn capaciteit. Irak heeft grote reserves die nog niet in productie zijn. Onder andere West-Qumafield (15 miljard barrels); Nahr Umar (500.000 barrels/dag); Majnoon field (600.000 barrels/dag). Algerije heeft twee recente discoveries: Ourhoud en Ghadames. Neem Iran met Azadegan (reserves 7 miljard barrels), productie is nog niet begonnen. Diepzeeboringen die met de goedkope olie ($ 20-$50/barrel) financieel niet interessant waren, worden nu opeens door de hogere olieprijs wel economisch interessant, zoals in de Golf van Mexico, met waterdiepten van 1700–4000 meter.
Als speciaal voorbeeld wil ik het Hassi Messaoud-olieveld noemen in Algerije, waar ik persoonlijk nauw bij betrokken ben geweest. Dit veld werd in 1956 ontdekt door Independex S.A., de exploratiemaatschappij waar ik als geofysicus in Algerije voor werkte, onder contract van de Franse oliemaatschappij SN Repal. Later in mijn functie als directeur-général adj. (1966-1978), vormde ik in 1966 een ‘joint-venture’-exploratiemaatschappij (ALGEO), met Sonatrach, de staatsoliemaatschappij (51 % Sonatrach, 49 % Teledyne).
Hassi Messaoud heeft sinds 1956 zo’n 40 miljard barrels geproduceerd, naar schatting 14 % van de totale reserves. Het produceert gemiddeld 500.000 barrels/ dag en de productie zal naar 700.000 barrels worden opgevoerd. Naar verwacht zal Hassi Messaoud tot 2080 deze productie kunnen handhaven. Ik heb in het verleden persoonlijk reservoirstudies in Algerije uitgevoerd en onderschrijf deze verwachting.
Inmiddels zijn er in Algerije nieuwe velden ontdekt, zoals Hassi Berkini (300.000 barrels/dag); Ourhoud (230.000 barrels/dag), Ghadames (300.000 barrels/dag) en is olie-exploratie door nieuwe concessiehouders aan het toenemen.
Meer recent nieuws is dat Algerije plannen heeft voor een 700.000.000 barrels ‘oil development’ programma met CEPSA (Spanje).
Ik kan nog even doorgaan met verscheidene nieuwe grote en kleinere olie en gas ‘discoveries’ in Rusland, China, Zuid-Amerika en West-Afrika, maar de omvang van deze activiteiten zijn vele malen groter dan tot nu toe is gepubliceerd. Behalve de nog steeds producerende ‘giants’ zijn of worden voortdurend nieuwe velden aangeboord, die gedeeltelijk reeds in productie zijn of voor politiek of economisch gewin ‘achter de hand‘ worden gehouden.
Zoals ik reeds opmerkte, is er geen enkele reden om aan te nemen dat de huidige olievelden binnen 30-50 jaar niet langer zullen produceren. Vele van de ‘giants’ produceren al meer dan 50 jaar en tonen geen enkele indicatie dat zij hun piek hebben bereikt.
Een geheel andere mogelijkheid voor aanvullende olieproductie is de ‘secondaire recovery technique ‘, (secundaire herwinningstechniek). Het is algemeen bekend dat na het wegvallen van hoge druk en onvoldoende ‘lift’, doormiddel van pompen (ja-knikkers), olievelden worden ‘geplugged’ (afgesloten). Maar het is ook een bekend feit dat er dan nog 50-60 % van de olie in het reservoir is achtergebleven. Nu kan men doormiddel van ‘secondaire recovery technieken’, zoals water-injectie, stoom-injectie, en gas-injectie, de achtergebleven olie naar boven brengen. Dit is met de goedkope olie ($10- $40/barrel) zelden een optie geweest. Maar nu met een olieprijs van rond $100/barrel wordt dit een geheel ander geval. Er is geen dure exploratie nodig, de locatie is immers bekend, terwijl een hoeveelheid olie, gelijk aan de olie productie van de afgelopen 50-70 jaar, nog in het reservoir aanwezig is. Met reeds bestaande technieken kan deze olie worden geproduceerd, wel tegen een hogere prijs dan de oorspronkelijke, maar zeer zeker voor minder dan de helft van de huidige olieprijs van $100/barrel. Dit is een optie die wellicht de aandacht verdiend!
Al deze mogelijkheden, en ik spreek dan nog niet van de enorme gasvelden in Rusland, de oil-shale en oil-sands in Canada en Venezuela (triljoenen barrels), de geruchten over olie op de Noordpool, en de velden in Alaska en offshore Californie, die vanwege ecologische reden nog niet mogen worden geëxploiteerd. Alles tezamen een garantie voor olieproductie voldoende voor enkele honderden jaren, zelfs met een toename van het olieverbruik door landen zoals China en India.
De vraag of de huidige extreem hoge olieprijs gerechtvaardigd is? Neen, en nog eens neen. Ik heb geen bewijs, maar ga er wel vanuit dat OPEC en de oliemaatschappijen, wat de extreme hoge olieprijs betreft, onder één hoedje spelen! Onze Premier verwijt auteurs van een boek betreffende het koningshuis, eenzijdigheid, maar waarom wel eenzijdigheid door onze regering op het gebied van het klimaatgebeuren, waarbij sceptische wetenschappers worden genegeerd? Hetzelfde geldt voor de oliereserves en alternatieve energiebronnen die eenzijdig worden belicht.
Wij hebben ruim de tijd om ons op alternatieve energiebronnen te concentreren, zonder in paniek te geraken. Met mijn 40 jaar ervaring in olie– en gasexploratie, en expertise op het gebied van reservoir-engineering, durf ik dit te garanderen.
Adriaan Broere
Geofysicus
Kosten/Baten van emissiereducties broeikasgassen
In de Verenigde Staten zijn er onlangs in het Congres een drietal wetsvoorstellen ingediend om te komen tot uitstootvermindering van broeikasgassen, met als doel de mate van mondiale temperatuurstijging te vertragen, zodat een vermeende mondiale klimaatcatastrofe voorkomen kan worden.
Op verzoek van de Senatoren Bingaman en Spector, heeft het U.S. Environmental Protection Agency (EPA), zeg maar de Amerikaanse tegenhanger van ons RIVM, de effectiviteit van deze wetsvoorstellen doorgerekend. De uitkomst was niet erg bemoedigend voor hen die denken dat de VS alleen enige impact heeft op het mondiale klimaat, als zij zouden voldoen aan de allernieuwste emissiebepalingen.
De drie wetsvoorstellen die de EPA onderzocht heeft waren:
1. Liebermann-McCain, Climate Stewardship and Innovation Act (S.280)
2. Kerry-Snowe, Global Warming Reduction Act (S.485)
3. Bingaman-Spector, Low Carbon Economy Act (S.1766)
Alle drie de voorstellen vereisen omvangrijke beperkingen van de Amerikaanse broeikasgasemissies – een onmogelijke taak met de bestaande technologieën (er vanuit gaande dat de huidige weerstand tegen kernenergie niet op zeer korte termijn afneemt, of dat Amerika een ‘eerste wereldland’ wil blijven).
• Bingaman-Spector (S.1766) vraagt om emissiereducties tot 60% onder het niveau van 2006 in het jaar 2050.
• Liebermann-McCain (S.280) vraagt om reducties tot 60% onder het niveau van 1990 in het jaar 2050.
• Kerry-Snowe (S.485) vraagt om reducties van minimaal 65% onder het niveau van 1990 in het jaar 2050.
De voorstellen verschillen onderling enigszins, maar zullen aan het eind van de eeuw ongeveer dezelfde impact hebben op de vermindering van de broeikasgasconcentraties in de atmosfeer. Maar die reducties van atmosferische CO2 zijn echter erg klein: 23 tot 25 ppm (deeltjes per miljoen) van wat het anders zou zijn zonder deze wetsvoorstellen.
Volgens EPA wordt de toekomstige CO2-concentratie, voor de voorstellen S.1776 en S.280, verminderd van 719 ppm tot 696 ppm in het jaar 2100, en voor voorstel S.485 van 719 ppm tot 694 ppm in het jaar 2100.
In 1998 publiceerde Dr. T. Wigley, van het National Center for Atmospheric Research (NCAR), een door het Klimaatpanel van de Verenigde Naties (VN-IPCC) geïnitieerd onderzoek, waarin de impact werd aangegeven van de CO2-emissiereducties welke onder het mandaat vallen van het Kyoto Protocol. Wigley stelde vast dat als de gehele wereld (inclusief de VS) de emissiedoelstellingen van Kyoto volledig zou implementeren, de hoeveelheid opwarming die “bespaard” zou worden, zou uitkomen op 0,07°C in het jaar 2050 en 0,15°C in het jaar 2100. Die wereldwijde temperatuurbesparing zou een atmosferische CO2-reductie opleveren van 40 ppm in het jaar 2100. Dus een besparing van 40 ppm in het jaar 2100, levert een temperatuurbesparing op die 15-honderdste van een graad lager zou zijn dan zónder Kyoto Protocol. Dit is een reductie die wetenschappelijk van nul en generlei waarde is en op de grens ligt van wat nog waarneembaar is. En deze drie voorstellen van de Senaat zouden nóg minder betekenen!
Als we de reductiecijfers van de EPA er weer bijhalen – van 23 tot 25 ppm – komen die overeen met 60% van de reductie die Wigley berekende voor zijn Kyoto-scenario. Dus de wetsvoorstellen zouden een “besparingseffect” hebben van 60% van 0,15°C, en dat is 0,1 graad Celsius.
Eén tiende van een graad Celsius, ten koste van een gigantische economische dreun. De EPA berekende dat S.280 (Liebermann-McCain) het jaarlijkse Bruto Nationaal Product (BNP) van de VS zou doen dalen met 1,1% . In dollars kost S.280 de Amerikaanse belastingbetaler zo’n slordige 457 miljard dollar per jaar! De EPA analyses van de andere wetsvoorstellen zijn nog niet bekend.
Dit is heel veel kapitaal verlies voor het virtueel produceren van hoegenaamd geen enkel klimaat-impact. Geen ijsberen die gered worden, geen droogtes die voorkomen worden, en geen orkanen die getemd worden. Nul komma nul, niks. Behalve dan een hoop geld minder in de portefeuille.
Bron: http://www.worldclimatereport.com/ # 20 november 2007
Op verzoek van de Senatoren Bingaman en Spector, heeft het U.S. Environmental Protection Agency (EPA), zeg maar de Amerikaanse tegenhanger van ons RIVM, de effectiviteit van deze wetsvoorstellen doorgerekend. De uitkomst was niet erg bemoedigend voor hen die denken dat de VS alleen enige impact heeft op het mondiale klimaat, als zij zouden voldoen aan de allernieuwste emissiebepalingen.
De drie wetsvoorstellen die de EPA onderzocht heeft waren:
1. Liebermann-McCain, Climate Stewardship and Innovation Act (S.280)
2. Kerry-Snowe, Global Warming Reduction Act (S.485)
3. Bingaman-Spector, Low Carbon Economy Act (S.1766)
Alle drie de voorstellen vereisen omvangrijke beperkingen van de Amerikaanse broeikasgasemissies – een onmogelijke taak met de bestaande technologieën (er vanuit gaande dat de huidige weerstand tegen kernenergie niet op zeer korte termijn afneemt, of dat Amerika een ‘eerste wereldland’ wil blijven).
• Bingaman-Spector (S.1766) vraagt om emissiereducties tot 60% onder het niveau van 2006 in het jaar 2050.
• Liebermann-McCain (S.280) vraagt om reducties tot 60% onder het niveau van 1990 in het jaar 2050.
• Kerry-Snowe (S.485) vraagt om reducties van minimaal 65% onder het niveau van 1990 in het jaar 2050.
De voorstellen verschillen onderling enigszins, maar zullen aan het eind van de eeuw ongeveer dezelfde impact hebben op de vermindering van de broeikasgasconcentraties in de atmosfeer. Maar die reducties van atmosferische CO2 zijn echter erg klein: 23 tot 25 ppm (deeltjes per miljoen) van wat het anders zou zijn zonder deze wetsvoorstellen.
Volgens EPA wordt de toekomstige CO2-concentratie, voor de voorstellen S.1776 en S.280, verminderd van 719 ppm tot 696 ppm in het jaar 2100, en voor voorstel S.485 van 719 ppm tot 694 ppm in het jaar 2100.
In 1998 publiceerde Dr. T. Wigley, van het National Center for Atmospheric Research (NCAR), een door het Klimaatpanel van de Verenigde Naties (VN-IPCC) geïnitieerd onderzoek, waarin de impact werd aangegeven van de CO2-emissiereducties welke onder het mandaat vallen van het Kyoto Protocol. Wigley stelde vast dat als de gehele wereld (inclusief de VS) de emissiedoelstellingen van Kyoto volledig zou implementeren, de hoeveelheid opwarming die “bespaard” zou worden, zou uitkomen op 0,07°C in het jaar 2050 en 0,15°C in het jaar 2100. Die wereldwijde temperatuurbesparing zou een atmosferische CO2-reductie opleveren van 40 ppm in het jaar 2100. Dus een besparing van 40 ppm in het jaar 2100, levert een temperatuurbesparing op die 15-honderdste van een graad lager zou zijn dan zónder Kyoto Protocol. Dit is een reductie die wetenschappelijk van nul en generlei waarde is en op de grens ligt van wat nog waarneembaar is. En deze drie voorstellen van de Senaat zouden nóg minder betekenen!
Als we de reductiecijfers van de EPA er weer bijhalen – van 23 tot 25 ppm – komen die overeen met 60% van de reductie die Wigley berekende voor zijn Kyoto-scenario. Dus de wetsvoorstellen zouden een “besparingseffect” hebben van 60% van 0,15°C, en dat is 0,1 graad Celsius.
Eén tiende van een graad Celsius, ten koste van een gigantische economische dreun. De EPA berekende dat S.280 (Liebermann-McCain) het jaarlijkse Bruto Nationaal Product (BNP) van de VS zou doen dalen met 1,1% . In dollars kost S.280 de Amerikaanse belastingbetaler zo’n slordige 457 miljard dollar per jaar! De EPA analyses van de andere wetsvoorstellen zijn nog niet bekend.
Dit is heel veel kapitaal verlies voor het virtueel produceren van hoegenaamd geen enkel klimaat-impact. Geen ijsberen die gered worden, geen droogtes die voorkomen worden, en geen orkanen die getemd worden. Nul komma nul, niks. Behalve dan een hoop geld minder in de portefeuille.
Bron: http://www.worldclimatereport.com/ # 20 november 2007
zondag 25 november 2007
Piers Corbyn
De Britse astrofysicus, Piers Corbyn, heeft de afgelopen weken de krantenkoppen gehaald. Was hij eerder dit jaar al te zien in de Channel4-documentaire The Great Global Warming Swindle, waarin hij de zon en niet de mens verantwoordelijk houdt voor klimaatveranderingen op deze planeet, de laatste weken kwam hij in het nieuws met zijn voorspellingen over mogelijke superstormen boven West-Europa. Van zijn voorspellingen, die maanden geleden al voorspeld werden en gebaseerd zijn op veranderlijkheid in de zonneactiviteit, kwam niet veel terecht en dus werd Corbyn in de media met gehoon afgeserveerd.
Hoe anders wordt er gereageerd op voorspellingen die door meteorologische instituten worden gedaan. Op 4 januari van dit jaar, stond er in De Telegraaf het volgende bericht:
Dit jaar nog warmer
De combinatie van factoren gaat ervoor zorgen dat het wereldwijde recordjaar 1998 uit de boeken gaat. Afgelopen jaar staat zesde op de lijst van warmste jaren ooit.
De tien warmste jaren vonden allen sinds 1994 plaats. De meteorologen verwachten dat de gemiddelde temperatuur 0,54 graden boven het gemiddelde van 14 graden Celsius over de periode 1961-1990 komt te liggen. De meeste wetenschappers zijn het erover eens dat deze eeuw de temperatuur met 2 tot 6 graden zal stijgen. Dit als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen door de verbranding van fossiele brandstoffen.
Tot zover dit krantenbericht.
De nukken der natuur hebben nog ruim een maand de tijd om ervoor te zorgen dat dit hét Topjaar wordt van de klimaatalarmisten. De afgelopen 10 maanden waren immers een teleurstelling voor ze. Alleen het voorjaar was warm, daarna is het bergafwaarts gegaan.
Ik ben benieuwd of tegen het einde van de maand december de weermannen en -vrouwen in ons land zich deze voorspelling van het Britse MetOffice zullen herinneren en met dezelfde égards zullen behandelen als bij Piers Corbyn. Ik denk het niet, want net als het Britse MetOffice, heeft ook het KNMI zich geconfirmeerd aan het gedachtegoed van het VN-Klimaatpanel, het IPCC.
Wat ook vermeldenswaardig is in dit opzicht, is dat 1998 inderdaad een warm jaar was en dat kwam voornamelijk door een hele sterke El Niño. Wat je nergens leest is dat de gemiddelde temperatuur op Aarde sinds 1998 niet meer gestegen is. Hij is zelfs een paar tienden van een graad gedaald! Dus al meer dan 9 jaar geen opwarming meer, terwijl de uitstoot van broeikasgassen met de dag vrolijk toeneemt.
Oh, ja. In de V.S. heeft NASA schoorvoetend moeten toegeven dat 1998 niet als warmste jaar in de boeken blijft staan, maar dat die eer toekomt aan het jaar 1934! Daarover heeft u in de dagbladen ook niets kunnen lezen. Over selectieve berichtgeving gesproken...
Piers Corbyn heeft in mijn ogen op twee punten zijn gelijk gehaald. Hij had van drie stormen de storm van eind oktober goed voorspeld en hij zei voor de Tv ook dat CO2 niets van doen heeft met klimaatverandering.
Hoe anders wordt er gereageerd op voorspellingen die door meteorologische instituten worden gedaan. Op 4 januari van dit jaar, stond er in De Telegraaf het volgende bericht:
Dit jaar nog warmer
LONDEN, donderdag
De Britse meteorologische dienst voorspelt dat in 2007 alle warmterecords zullen sneuvelen. Als oorzaak wordt naast de opwarming van de aarde, ook het weerfenomeen El Niño genoemd.De combinatie van factoren gaat ervoor zorgen dat het wereldwijde recordjaar 1998 uit de boeken gaat. Afgelopen jaar staat zesde op de lijst van warmste jaren ooit.
De tien warmste jaren vonden allen sinds 1994 plaats. De meteorologen verwachten dat de gemiddelde temperatuur 0,54 graden boven het gemiddelde van 14 graden Celsius over de periode 1961-1990 komt te liggen. De meeste wetenschappers zijn het erover eens dat deze eeuw de temperatuur met 2 tot 6 graden zal stijgen. Dit als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen door de verbranding van fossiele brandstoffen.
Tot zover dit krantenbericht.
De nukken der natuur hebben nog ruim een maand de tijd om ervoor te zorgen dat dit hét Topjaar wordt van de klimaatalarmisten. De afgelopen 10 maanden waren immers een teleurstelling voor ze. Alleen het voorjaar was warm, daarna is het bergafwaarts gegaan.
Ik ben benieuwd of tegen het einde van de maand december de weermannen en -vrouwen in ons land zich deze voorspelling van het Britse MetOffice zullen herinneren en met dezelfde égards zullen behandelen als bij Piers Corbyn. Ik denk het niet, want net als het Britse MetOffice, heeft ook het KNMI zich geconfirmeerd aan het gedachtegoed van het VN-Klimaatpanel, het IPCC.
Wat ook vermeldenswaardig is in dit opzicht, is dat 1998 inderdaad een warm jaar was en dat kwam voornamelijk door een hele sterke El Niño. Wat je nergens leest is dat de gemiddelde temperatuur op Aarde sinds 1998 niet meer gestegen is. Hij is zelfs een paar tienden van een graad gedaald! Dus al meer dan 9 jaar geen opwarming meer, terwijl de uitstoot van broeikasgassen met de dag vrolijk toeneemt.
Oh, ja. In de V.S. heeft NASA schoorvoetend moeten toegeven dat 1998 niet als warmste jaar in de boeken blijft staan, maar dat die eer toekomt aan het jaar 1934! Daarover heeft u in de dagbladen ook niets kunnen lezen. Over selectieve berichtgeving gesproken...
Piers Corbyn heeft in mijn ogen op twee punten zijn gelijk gehaald. Hij had van drie stormen de storm van eind oktober goed voorspeld en hij zei voor de Tv ook dat CO2 niets van doen heeft met klimaatverandering.
Abonneren op:
Posts (Atom)